Van boerendorp naar Amsterdam: de survivalgids

Wonen door Kristie

Tijdens mijn stage moest ik niet alleen voor het eerst in mijn 20-jarige leventje fulltime werken. Omdat ik per se bij Ze.nl wilde werken, moest ik ook verhuizen. Naar Amsterdam. En ik zal er maar niet omheen draaien: het was wennen. 

En dat is het, als ik heel eerlijk ben, na vijf maanden nog steeds. Ik moest me aanpassen aan de stad. Dat lukte me (vind ik zelf) best goed. Vooral als je bedenkt dat ik uit een boerendorpje kom dat ergens tussen een paar koeienvlaaien en wat maïsvelden in ligt. Mede daarom realiseer ik me nu dat ik me best eens had kunnen verdiepen in de Amsterdamse cultuur. Aangezien het hier nu te laat voor is, wil ik toekomstige bewoners van de stad ook behoeden en wat tips meegeven. Dat wil zeggen: mocht je je gehele inboedel ooit willen verhuizen naar dé hoofdstad van Nederland en, net als ik, uit een gat komen waarbij het ‘centrum’ bestaat uit één straat.


De metro

Laten we beginnen met het openbaar vervoer. Je hebt het vast weleens in een filmscène gezien: het is middenin de nacht, de metro komt spontaan tot stilstand, de lantaarnpalen buiten beginnen te knipperen en dan barst er een schietfestijn los. Metro’s hebben hierdoor een nogal angstaanjagend imago. Vooral ’s avonds. Toen ik in m’n uppie richting m’n flatje ging, passeerden er verscheidene horrorscenario’s in mijn hoofd. Maar wat bleek nu? De metro’s zijn niet eng. Integendeel. Je bent namelijk nooit alleen in Amsterdam. Minder leuk wordt het echter als je de andere kant op gaat, richting je werk. In de spits. De eerste tip die ik dan ook wil geven luidt: reis niet in de spits.

De fietsenkringloop

Heb je écht geen keus en kun je het niet maken om wéér een uur later aan te komen? Steel dan maar een fiets. Nee hoor, dat neemt niemand je kwalijk. Happens all the time. De gemiddelde fiets maakt waarschijnlijk drie rondjes Prinsengracht, wordt dan prompt ergens achtergelaten en wacht dan vol smart op zijn nieuwe eigenaar. Eigenlijk is het dus niet echt jatten. Zie het meer als een soort kringloop. Als je echter faalt in het hergebruiken van een fiets, koop dan maar beter je eigen tweewieler. Wel met een driedubbel slot. En prik ook even de banden lek, dan heb je je fiets in ieder geval nog tot het weekend. Én: zorg voor een werkende fietsbel, dat is het aller- allerbelangrijkste. Zo kun je wandelaars (die geen kant op kunnen) toch nog ietsje verder de gracht in drukken. Even ter vergelijking: waar ik vandaan kom kun je rustig je fiets (met de sleutel erin) drie weken op de stoep laten staan. Maar ja, aangezien de dichtstbijzijnde supermarkt twee kilometer verderop ligt, hebben fietsen in mijn dorpje dan ook wat minder waarde.


De spelregels van de tram

Speel je het toch liever op safe en ga je met de tram? Dan moet je wel een aantal dingen in je oren knopen, de tram kent namelijk ongeschreven regels. Het gekke is dat ik vijf maanden geleden het verschil niet eens wist tussen een metro en een tram en nu een ware expert ben. Anyway, de eerste ongeschreven norm: je moet (net als met de trein) eerst mensen uit laten stappen. Máár: je mag daarna absoluut niet direct instappen, want de tram rijdt eerst nog vijf meter verder, komt dan weer tot stilstand en dán mag je pas naar binnen treden. Oja, instappen mag alleen bij de één-na-achterste deur. Begrijp je het nog? Zo niet, volg dan de menigte en wees niet zo eigenwijs als ik destijds. Ik dacht even in te stappen bij een andere deur. Niet doen. Het gevolg is namelijk dat de conducteur nog chagrijniger wordt en tegen je begint te schreeuwen. Nice.

ArenA in m'n achtertuin

Oké, genoeg over de transportmogelijkheden (dat was toch wel mijn grootste struikelblok, hoor). Buiten het feit om dat Amsterdam een bruisende stad is waar je je nooit hoeft te vervelen, is het ook een dure stad. Vandaar dat ik niet in een fraai herenhuis woonde, maar in een simpel eenkamerappartementje op vijf hoog (zonder lift). Daarnaast had ik de ArenA in mijn achtertuin, wat betekende dat ik regelmatig in het gezelschap verkeerde van bierzuipende, wietblowende supporters met roodwitte sjaals om hun nek. Maar het meeste schrok ik nog toen ik op de dag van een grote voetbalwedstrijd (zo bleek later), naar de trein liep. Overal lagen leeggezopen bierblikjes, het stikte van de politiepaarden en rondom mij ontstonden er wat vechtpartijtjes. Ik vroeg me af waarom ik geen uitnodiging had gekregen voor project X Amsterdam, maar toen vertelde mijn vriend dat er een buitenlandse voetbalploeg was die hier kwam herrieschoppen. Ehh.. voetballen dus.


Woonruimte zoeken

Om nog even terug te komen op mijn woonruimte gedurende de afgelopen vijf maanden: wat was dát een opgave! Dat je op tijd moet beginnen met zoeken, is één. Maar je moet ook niet te veel verwachten. Gedurende mijn zoektocht werd ik steeds minder veeleisend. Ik ging van 'ik wil een volledig gemeubileerde kamer!' tot 'nouja, ik kan altijd nog wat meubels kopen'. Toen ik na maanden zoeken ein-de-lijk wat gevonden had, bleek het een luguber zaakje. Volgens mijn huisbaas doen ze in Amsterdam namelijk niet aan contracten en ik hoefde al helemaal niet te vragen om een goedkeuring van zijn woninginstantie. Al goed, al goed. Ik was blij dat ik onderdak had, dan maar wat minder formeel... Wist ik veel. In Enschede (waar ik eerder studeerde) wordt alles op papier vastgelegd: je krijgt zelfs brieven thuisgestuurd wanneer je contract afloopt of wanneer je huur iets stijgt. Ach ja, dit alles heeft één groot voordeel gehad: de afgelopen vijf maanden bleef mijn brievenbus leeg...