Mijn leven als bootchick

Lifestyle door Suus

Ik heb een nieuwe liefde. Deze liefde heeft een boot. En als ik zeg ‘boot’ bedoel ik geen schattig sloepje voor af en toe een rondje plas, nee, dan bedoel ik een Boot. 11 Meter, bed, wc, keuken, loungebank, dat soort dingen. 

Eigenlijk een soort ultra-luxe drijvende caravan. Inderdaad, heel fijn allemaal. Op het moment dat de motor aangaat, gaan mijn schouders 5 centimeter naar beneden, én het is zomer. Ik raad iedereen een vriend met een boot aan.
Toch voel je een ‘maar’ aankomen, zeg je? Klopt. Ik weet namelijk niets van boten, en ik ben motorisch ietwat uitgedaagd. Op zich geen probleem, maar toch eigenlijk wel een probleem in de fase dat je nog een beetje lekker indruk wilt maken. Nou is mijn verse wederhelft opgegroeid in en op het water, en heeft hij zijn eigen routine op de boot. Hij doet zelf alles het beste en het snelste. Toch worden er af en toe triviale dingen van mij verwacht, en helaas loop ik vooralsnog vast op alles wat niet met koffie of bier pakken te maken heeft.

 

 


'Een wát?'
Ergens in het derde weekend (hij had me even laten insferen, dacht waarschijnlijk dat ik wel klaar was voor het grote werk):
“Kun je mij een landvast aangeven?”
(konijn-in-koplamp-ogen) “Een wát?”
“Een landvast.”
(nog grotere ogen, nu in lichtelijke paniek) “Eh….?”
“Een touw.”
“Oh. Zeg dat dan.”

Meer dan eens heb ik de uiterst verantwoordelijke taak gekregen om een touw… eh… landvast (je weet wel) vast te houden in de sluis. Maar ik droom over het algemeen nogal snel weg. Mijn geliefde vindt me waarschijnlijk nu nog te leuk (pril, hè?) om geïrriteerd te raken, dus komt er nu alleen nog een “eh… Suus?” op het moment dat de boot bijna overdwars in een krappe sluis ligt omdat ik eigenlijk niet zo heel actief aan het vasthouden was.
Drie keer mocht ik proberen om een touw om een paal te werpen. Het touw kwam er niet eens in de buurt. Ach, ik denk het maar om: gelukkig heb ik nooit een carrière als cowgirl nagestreefd.

 

 

 

 


Blauw ei
Goed, dat is een beetje wat er allemaal misgaat qua matroosschap. Maar ik leer snel, dus heb daar op zich nog wel vertrouwen in. Wat me meer zorgen baart, is mijn onhandigheid. Het was handig geweest als mijn kapitein de zin “op een boot spring je niet, maar stáp je” had uitgesproken voordat ik een verkeerde snoekduik maakte in de kuip, waarbij ik mijn enkel verstuikte, mijn tand door mijn lip ging, en een blauw ei op mijn knie had. Maar ja, misschien ging hij uit van een beetje gezond verstand (pril hè, hij kent me nog niet zo verschrikkelijk goed…)
Het is dat ik zo bruin ben van al die weekendjes op de boot, dus het valt niet zo heel erg op dat ik sinds ik deze heel leuke man ken, van top tot teen onder de blauwe plekken zit (uitglijden over gladde boottrapjes, mezelf ophijsen aan het dek, net niet helemaal gecoördineerd de steiger opstappen et cetera, et cetera). Het zal niet lang meer duren voordat mijn moeder vraagt of ze zich zorgen moet maken, of dat een toevallige voorbijganger zachtjes ‘het houdt niet op, niet vanzelf’ begint te zingen als ik voorbijloop.
Misschien moet ik gewoon preventief Arnica-tabletten gaan slikken, of gewoon altijd een zwemvest aantrekken, als stootkussen, zeg maar. Of nooit meer bewegen op die boot. Wel zo veilig. Maar dan kan ik ook geen touw meer naar de kade gooien. Oh wacht.

 

 

 

 

Geschreven door Suus Ruis