To vegetariër or not to vegetariër?

Eten door Danielle de M
Twitter, Instagram, Facebook: alle social media delen me elke dag mee wat iedereen zo’n beetje voor zijn kiezen krijgt. Letterlijk, that is. Ik kan het eten nog net niet zien pruttelen in de pannetjes maar het scheelt niet veel.

Bij sommigen ziet het er ronduit goor uit - enige gedachte: het lijkt wel alsof er een hond met een darmontsteking op je bord heeft gescheten - maar bij anderen loopt het water me in de mond. Masterchef is er niks bij. Waar ik dan weer minder hongerig van word, zijn de foto’s van de ruwe grondstoffen van dat eten, voordat het salonfähig op mijn bord ligt. 

 
Dierenleed
Plofkippen, kistkalfjes; met een gekwelde blik kijken ze me aan, vanuit hun lebensraum met formaat luciferdoosje. Ik wil het eigenlijk niet weten. Ik wil niet weten dat koeien depressies krijgen omdat hun baby’s steeds opnieuw bij ze worden weggehaald. Ik wil niet weten dat koeien soms een reis van meer dan een maand moeten maken zonder eten, drinken of bescherming tegen kou of hitte. Ik wil ook niet weten hoe varkens, vaak nog halflevend maar bij vol bewustzijn, na een slechte slachtpoging strompelend weg willen vluchten. 
 

 
Want ik ben goed bezig. Mijn geweten is schoon. Ik eet niet eens elke dag vlees, en als ik het koop, is het biologisch. Mijn eten heeft een heerlijk leven gehad voor het in mijn maag terechtkomt. Tenminste, dat dacht ik, voordat ik las dat dat ook wel meevalt. Bio is niet altijd bio, er wordt behoorlijk wat gesjoemeld en het kan best zijn dat als ik denk een blije koe op tafel te zetten, het een paard blijkt te zijn geweest dat nog nooit in zijn leven een grasspriet of stuk lucht heeft gezien. Het geweten van vleesproducenten is minder schoon. Waar er een stuiver te verdienen valt, gebeurt dat ook en gaan principes al snel op de schop. Money talks, bullshit walks. Het raam uit met die diervriendelijke shit. We plakken er een ander etiket op en we wassen onze handen in onschuld.
 
Inktvisringen versus varkensanussen
Toen ik ook nog hoorde dat inktvisringen vaak geen inktvisringen zijn, maar varkensanussen - die lekker stevige bite schatte ik toen toch op andere waarde - ging ik  twijfelen. Ik was er ook al achter gekomen dat wilde zwijnen vaak aan de andere kant van de wereld worden gefokt om hier te worden verkocht als iets dat altijd heerlijk door de bossen heeft gestruind. Ik, en mijn gezin met mij, zit dus ongemerkt heel wat leed op te vreten. Dan smaakt het toch een stuk minder, dat biefstukje met pepersaus. Laatst betrapte ik mezelf erop dat de reuk van gebakken vlees me zelfs tegenstond. Ik begin er telkens meer een gezicht in te zien. En dat is geen vrolijk gezicht. 
 
 
Lifelong commitment
Het voelt steeds minder oké. Mijn kat knuffelen en ook zien hoe ze dat nodig heeft, maar dat niet willen zien bij een big, kip of koe. Maar tegelijk hou ik er niet van om me bij wat voor beweging dan ook aan te sluiten. En in mijn hoofd werkt het ook nog zo, dat als ik iets niet mag, ik het juist wil. Vegetariër zijn is een lifelong commitment. Dat gooi je niet na een paar maanden weer aan de kant. Ik krijg bindingsangst bij zulke grote beslissingen.
 
Misschien moet ik me maar door mijn gevoel laten leiden en stoppen met nadenken. Toch van mezelf naar de vleesvitrine mogen lopen, maar net als nu, acht van de tien keer richting vleesvervangers drentelen. Wie weet kom ik nog op tien.

Lees ook de vorige columns van Daniëlle!

Daniëlle de Mol Moncourt (1969) geniet ervan met een knipoog naar dagelijkse dingen te kijken.

Ze is moeder van twee hevig puberende zonen - waarbij ze die knipoog meer dan hard nodig heeft -, schrijfster en journalist. Buiten dat houdt ze van sporten, heeft ze een hardnekkige chocoladeverslaving en wijst ze een lekker wijntje ook niet af.

In haar columns observeert ze mensen, de dingen die ze doen en waarom ze dat doen. Wat drijft ze? Een enorm gebied dat haar verbeelding steeds weer opnieuw prikkelt.

Over haar sportavonturen schrijft ze op haar blog serendipityddmm.blogspot.com.