Kind op kamers

Kinderen door Danielle de M
Het is zover. Oudste Zoon is het huis uit, en zijn kamer in Amsterdam in. Dat is even wennen. Na een eindeloos lijkende zoektocht naar die kamer - waarbij we niet zeker wisten of we nu depressief moesten worden of de slappe lach krijgen - hebben we er een gevonden waar Zoonlief zich lekker op zijn plek voelt.

Zonder hospita, en gezellig op een campus. Ik ben hartstikke blij voor hem, hoewel ik het zelf wel een komisch idee vond, hij bij die mevrouw van 190 jaar oud, in een volledig roze appartementje vol gehaakte kleedjes en pluchen vachtjes. Ook het alleraardigste, licht gehandicapte Marokkaanse stel op leeftijd dat een slaapkamer naast die van hen verhuurde, kon hem vreemd genoeg niet bekoren. En dat terwijl ze nog wel zo lief ’s morgens in alle vroegte al aan het koken waren geslagen, in de keuken aangrenzend aan de te verhuren kamer in smaakvol paars, groen en turquoise à € 480 per maand.

 

 
Vier in plaats van drie borden
Nee, hij voelt zich prima waar hij zit nu. Volop bezig met het maken van nieuwe contacten, terwijl er bij mij een contactje los begint te raken. De emotionele incontinentie heb ik de eerste dagen al overwonnen, nu de gewoontes nog. Ik sta nog elke avond met vier in plaats van drie borden in m’n handen, en me vragen te stellen bij de verminderde hoeveelheid was. Gelukkig hebben we Jongste nog, om dat tekort met shovel-hoeveelheden eens in de paar dagen aan te vullen. 
 
Beetje maagkramp heb ik ook nog af en toe, als ik langs die bijna lege, kale kamer loop. Om mezelf af te leiden van dat macabere gevoel - het kind is tenslotte niet dood maar juist begonnen aan een nieuw leven - zaag ik er bij iedereen die maar wil luisteren eindeloos over door. Ik - die nooit mensen ongevraagd lastig heb zitten vallen met zo’n portemonnee met een ingebouwde waterval aan babyfoto’s - zit nu iedereen te vertellen hoe trots ik ben, hoezeer ik alles mis waar ik jaren op gekankerd heb en hoe geweldig ik ‘m vind. Dat ik daar nu wel gewoon mee doorga tegen kinderloze mensen mag de pret niet drukken. Guilty, ik ben toch zo’n moeder. 
 
 
Kokhalsend boven de prullenbak
Ook op andere gebieden sta ik van mezelf te kijken. Ik, die alleen maar poetst met alle vochtige doekjes die in de handel zijn, omdat ik vies ben van dweilen en lapjes, stond laatst met een enorme smile op mijn gezicht de meest smerige, drabbige rottende vuilnisbak uit te spoelen die ik ooit had gezien. Oké, ook kokhalzend, maar zelfs dat mocht de pret niet drukken. Ik kon nog even wat doen en niks kon me dat gevoel afnemen. Zelfs het steeds terug omhoog komende ontbijt niet.
 
Een kind is voor een moeder bijna als een fysiek onderdeel van zichzelf, het is in je ontstaan en daar gegroeid.  Als ze dan het huis uitgaan, voelt het alsof je rechterbeen op een goede dag tegen je zegt: “Toedeloe, ik ben er vandoor, hè!” Dan hink je even. En ook al weet je dat je heus wel weer normaal gaat lopen, en kwalitatief even goed, je beseft ook: dat been, dat komt nooit meer terug. Dat is raar. Gelukkig gaat het geleidelijk, ik hoef niet alles ineens te missen. Als hij even wil mopperen, moppert ‘ie nu per WhatsApp. Zo houden we ons samen voorlopig best goed in evenwicht.

Lees ook de vorige columns van Daniëlle!



Daniëlle de Mol Moncourt (1969) geniet ervan met een knipoog naar dagelijkse dingen te kijken.

Ze is moeder van twee hevig puberende zonen - waarbij ze die knipoog meer dan hard nodig heeft -, schrijfster en journalist. Buiten dat houdt ze van sporten, heeft ze een hardnekkige chocoladeverslaving en wijst ze een lekker wijntje ook niet af.

In haar columns observeert ze mensen, de dingen die ze doen en waarom ze dat doen. Wat drijft ze? Een enorm gebied dat haar verbeelding steeds weer opnieuw prikkelt.

Over haar sportavonturen schrijft ze op haar blog serendipityddmm.blogspot.com.